Vervoegen en bijvoegen

Vul de bijvoeglijke naamwoorden in.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
Zij heeft een (zilver) ketting gekregen.
Deze modeltrein heeft een (ijzer) opbouw.
Deze (katoen) blouse heb ik heel graag aan.
De mensen in het Stenen Tijdperk hadden (steen) bijlen.
Ik heb gisteren een mooie (wol) trui gekocht.
De jongen had het (papier) modelvliegtuig zelf in elkaar gezet.
Deze (brons) medaille heb ik vorig jaar gewonnen.
Zij haalde een (goud) medaille bij de Olympische Spelen.
Deze (blik) trommel is al heel oud.
Deze (tin) borden horen thuis in het museum.
Je hebt een veel te (dun) jas aan.
De (blauw) regenjas was van binnen goed gevoerd.
Nederland wordt beschermd door (hoog) dijken.
De jarige tracteerde op een (lekker) appeltaart.
De hond maakte (zacht), jankende geluiden.
Hij legde het (scherp) mes voorzichtig in de la.
Het (dik) jongetje at het een na het andere snoepje.
Dat vind ik nou een (wijs) opmerking.
Door het schreeuwen had hij een (hees) stem.
De vrouw brandde zich aan de (heet) pan.
Hoe lang heb jij die (verslijten) broek al?
De kinderen gingen schaatsen op de (bevriezen) vijver.
Op het bordje stond heel duidelijk " (verbieden) toegang".
Hij legde de (ontvangen) brief op het bureau.
Het verband kon van de (genezen) wond worden afgehaald.
De (verraden) onderduikers werden door de Duitsers gearresteerd.
Het meisje bracht het (verliezen) voorwerp naar het politiebureau.
De (verzenden) brief kwam netjes op tijd aan.
De (rijzen) cake werd uit de oven gehaald.
Het niet goed (begrijpen) woord, werd verkeerd opgeschreven.