Deelwoord bijvoegen

Vul het voltooid deelwoord (of de deelwoordvorm) in.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
De gids heeft de bezoekers door het museum (leiden)
De jongen heeft na de wedstrijd even (rusten).
De leerling heeft de jas aan de kapstok (hangen).
De man heeft de deuren groen (schilderen).
De keeper heeft de strafschop knap (stoppen).
De automobilist is door het rode licht (rijden).
De kinderen hebben op het plein (hinkelen).
De jongen heeft een nieuwe racefiets (kopen).
De oude man heeft op een bank in het park (zitten).
De jongens hebben de twee vechtersbazen uit elkaar (halen).
De boswachter heeft het jachtgeweer (laden).
De kinderen hebben een partijtje slagbal (spelen).
De leerlingen hebben hun stilleesboek (pakken).
Het meisje heeft een fraaie tekening (maken).
De reiziger heeft zich naar de trein (spoeden).
De gewonde voetballer heeft veel pijn (lijden).
De hond heeft naar het vreemde geluid (luisteren).
De conducteur heeft het treinkaartje (stempelen).
Het publiek heeft bij het optreden hard (lachen).
De hond heeft het verdachte geluid (horen).
De jongens hebben in de vakantie heel vaak (vissen).
De mensen hebben op die dag de vlag (hijsen).
De slagbalspeler heeft het vierde honk (halen).
De slagman heeft de bal goed (raken)
Het meisje heeft met de knuppel (slaan).
Een veldspeler heeft de honkloper (hinderen).
De scheidsrechter heeft voor de overtreding (fluiten).
Het sportieve team heeft de wedstrijd (winnen).
De verliezers hebben de winnaars (feliciteren).
De winnaars hebben de verliezers (trakteren).