Werken en delen horen erbij

Steeds horen drie zinnen bij elkaar. Vul de verleden tijd, het voltooid deelwoord (of de deelwoordvorm) en het bijvoeglijk naamwoord in.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
Het meisje (kopen) een stripboek van Suske en Wiske.
Het meisje heeft een fraai stripboek (kopen).
Het meisje legde het (kopen) stripboek op tafel.
De jongen (poetsen) zijn splinternieuwe racefiets.
De jongen heeft zijn nieuwe racefiets netjes (poetsen).
Het meisje zette de (poetsen) racefiets in de schuur.
De timmerman (zoeken) zijn hamer en zijn nijptang.
De timmerman heeft lang naar zijn klauwhamer (zoeken).
De (zoeken) hamer bleef echter helaas spoorloos.
Het vliegtuig (landen) pas na een uur vertraging.
Het vliegtuig is op vliegveld Schiphol (landen).
Het (landen) vliegtuig had niet veel vertraging.
De tuinman (snoeien) de struiken in onze tuin.
De tuinman heeft de struiken bij de buren (snoeien).
De (snoeien) struiken zien er weer heel netjes uit.
De jongen (lezen) een spannend sciencefictionboek.
De jongen heeft een spannend detectiveboek (lezen).
Het (lezen) boek werd door hem in de kast teruggezet.
De schilder (verven) de schutting rond onze tuin.
De schilder heeft de schutting netjes (verven).
Op de (verven) schutting hing een bordje “NAT”.
De boswachter (laden) het zware geweer.
De boswachter heeft het geweer (laden).
De boswachter legde het (laden) geweer voorzichtig neer.
De jarige (verwachten) een groot aantal gasten.
De jarige had een groot aantal gasten (verwachten).
De (verwachten) gasten lieten lang op zich wachten.
Het meisje (schrijven) een brief aan haar tante.
Het meisje heeft een lange brief aan haar oom (schrijven).
Het meisje deed de (schrijven) brief op de post.