De jongen (rennen t.t.) achter het aardige meisje aan.
De jongen (rennen v.t.) achter het aardige meisje aan.
De jongen is achter het aardige meisje aan (rennen).
De brandweerman (blussen t.t.) de hevige brand.
De brandweerman (blussen v.t.) de hevige brand.
De brandweerman heeft de hevige brand (blussen).
Het vliegtuig (landen t.t.) op de mistige landingsbaan.
Het vliegtuig (landen v.t.) op de mistige landingsbaan.
Het vliegtuig is op de mistige landingsbaan (landen).
Het meisje (wachten t.t.) al een uur op de jongen.
Het meisje (wachten v.t.) al een uur op de jongen.
Het meisje heeft al een uur op de jongen (wachten).
Die Indiaan (wonen t.t.) niet meer in een tipitent.
Die Indiaan (wonen v.t.) niet meer in een tipitent.
Die Indiaan heeft niet meer in een tipitent (wonen).
De jager (raken t.t.) het wilde zwijn gelukkig niet.
De jager (raken v.t.) het wilde zwijn gelukkig niet.
De jager heeft het wilde zwijn gelukkig niet (raken).
De kampeerder (melden t.t.) zich bij de receptie.
De kampeerder (melden v.t.) zich bij de receptie.
De kampeerder heeft zich bij de receptie (melden).
De kletszieke vrouw (praten t.t.) over haar buurman.
De kletszieke vrouw (praten v.t.) over haar buurman.
De kletszieke vrouw heeft over haar buurman (praten).
De man van de schiettent (laden t.t.) de luchtbuks.
De man van de schiettent (laden v.t.) de luchtbuks.
De man van de schiettent heeft de luchtbuks (laden).
De jongen (fluiten t.t.) een vrolijk liefdesliedje.
De jongen (fluiten v.t.) een vrolijk liefdesliedje.
De jongen heeft een vrolijk liefdesliedje (fluiten).