Werkwoord voor werkwoord

Zet de zinnen in de tegenwoordige (tt) of de verleden tijd (vt).

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Je kunt ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
Ik (branden - tt) mijn vingers aan de hete gloeilamp.
Hij (branden - tt) zijn vingers aan het hete gasfornuis.
De peuters (branden - tt) hun vingers aan de hete pan.
Ik (branden - vt) gisteren mijn vingers aan de hete gloeilamp.
Wij (branden - vt) gisteren onze vingers aan de gloeiendhete pan.
Ik (rusten - tt) uit na het vermoeiende schoolreisje.
Het meisje (rusten - tt) uit na de avondvierdaagse.
De kinderen (rusten - tt) uit na de lange voettocht.
De oude man (rusten - vt) gisteren op die bank uit.
De oude mannen (rusten - vt) eergisteren uit op het bankje in het park.
Ik (laden - tt) de koffers in de achterbak van de auto.
De man (laden - tt) de meubels in de verhuiswagen.
De jagers (laden - tt) hun geweren voor de eendenjacht.
De verhuizer (laden - vt) gisteren de meubels in de verhuiswagen.
De jagers (laden - vt) gisteren hun geweren voor de berenjacht.
Ik (haasten - tt) mij nooit om het huiswerk te maken.
De machinist (haasten - tt) zich naar de gereedstaande trein.
De reizigers (haasten - tt) zich naar het derde perron.
Ik (haasten - vt) mij gisteren om de trolleybus te halen.
Wij (haasten - vt) ons vorige week om op tijd in het zwembad te zijn.
Ik (bereiden - tt) mij goed voor op de geschiedenisrepetitie.
De kok (bereiden - tt) een overheerlijke vegetarische maaltijd.
De ruiters (bereiden - tt) zich voor op het springconcours.
Moeder (bereiden - vt) gisteren een prima hors d’oeuvre.
De spelers (bereiden - vt) zich vorig jaar goed voor op de tenniswedstrijden.
Ik (leggen - tt) de schriften aan de kant van de bank.
De voetballer (leggen - tt) de bal op de penaltystip.
De metselaars (leggen - tt) de stenen op de kruiwagen.
Ik (leggen - vt) hem vorige week de regels van het spel uit.
De spelers (leggen - vt) de ballen op de doellijn.
Ik (lachen - tt) niet om die grap.
De jongen (lachen - tt) het meisje recht in haar gezicht uit.
De toeschouwers (lachen - tt) om de grappen van de clown.
Gisteren (lachen - vt) een jongen een andere jongen uit.
De fans (lachen - vt) na de grandioze overwinning.