Omkijken naar vroeger

Zet de zinnen in de verleden tijd.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Je kunt ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
De agent (geven) de twee fietsers een bekeuring.
De automobilist (rijden) veel te hard.
De chauffeur (zetten) een stempel op de strippenkaart.
De gasten (geven) de jarige een hand.
De hond (pakken) de stok goed vast.
De jongen (kijken) met veel plezier naar een spannende videofilm
De jongen (poetsen) zijn racefiets.
De jongens (zoeken) de tennisbal in de struiken.
De kinderen (doen) een partijtje trefbal.
De kinderen (gaan) op woensdagmiddag naar de bioscoop.
De leerling (schrijven) de les zo nauwkeurig mogelijk over.
De leerling (tekenen) Asterix heel nauwkeurig na.
De reiziger (wachten) geduldig op de trein.
De Romeinen (verliezen) alweer van Asterix en Obelix.
De tennisspeler (slaan) de bal precies in de hoek.
De turnster (lopen) met gemak over de evenwichtsbalk.
De voetballer (maken) een prachtig doelpunt.
Het kleine meisje (kunnen) erg goed voetballen.
Het meisje (lezen) heel graag stripboeken.
Het meisje (mogen) bij haar oma logeren.
Het meisje (pakken) haar leesboek uit het kastje.
Het meisje (zoeken) in de stapel naar een stripboek.
Hij (gaan) met de bus naar de stad.
Ik (vinden) het lesje erg moeilijk.
Jerom (duwen) de zware deur met zijn pink open.
Lucky Luke (schieten) de Daltons weer eens door de hoeden.
Na het eten (gaan) het meisje naar blokfluitles.
Suske en Wiske (beleven) een spannend avontuur.
Tom Poes (helpen) Ollie uit de stinkende modder.
Zij (krijgen) op haar verjaardag nieuwe sportschoenen.