Invullen

Vul de verleden tijd (vt) in.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
Het meisje (vullen) het antwoord in.
De horlogemaker (gebruiken) een vergrootglas.
De gidsen (leiden) de mensen door het museum.
De man (haasten) zich om de trein te halen.
De eekhoorns (begraven) de nootjes onder de boom.
De tuinman (maaien) het veel te hoge gras.
De honkballer (raken) de bal vol op de knuppel.
De adelaars (spreiden) hun machtige vleugels.
De jongen (missen) zijn pen al enkele dagen.
De apen (klimmen) snel boven in de kooi.
De bankier (horen) een verdacht geluid.
De sportieve jongens (zeilen) iedere zaterdagmiddag.
Het weerbericht (melden) “zonnige perioden en af en toe een bui”.
De man (ontmoeten) een oude schoolvriend.
De meisjes (zoeken) het woord in het woordenboek op.
De moeder (lezen) het verhaal in het weekblad.
De vliegtuigen (landen) op het militaire vliegveld.
De kapitein (wenden) het schip richting haven.
Het onvoorzichtige jongetje (tuimelen) van de schommel.
De agenten (betrappen) de dief op heterdaad.
De ondergaande zon (weerspiegelen) zich in het water.
De uitgenodigde vrouw (kleden) zich om voor het feest.
De studenten (antwoorden) op de vraag van de professor.
De muis (vluchten) voor de scherpe klauwen van de uil.
De verpleegster (verbinden) de arm van de patiënt.
De pinguïns (glijden) over het gladde poolijs.
De studenten (bereiden) zich voor op het examen.
De fotograaf (vergroten) de foto van het standbeeld.
De scheidsrechter (fronsen) zijn wenkbrauwen bij de overtreding.
Het meisje (winden) haar horloge op.