De Duitsers (houden) ons land vijf jaar lang bezet.
Het (zijn) een lange tijd van angst, honger en verdriet.
De Nederlanders (hopen) dat Amerika, Engeland en Rusland de Duitse legers (zullen) verslaan.
Veel mannen en vrouwen (willen) niet wachten op de komst van de “geallieerden”.
Zij (willen) zelf vechten tegen de vijand, tegen de Duitse bezetters.
Maar dat (moeten) heel voorzichtig en in het geheim gebeuren.
Ze (moeten) leven als mollen, mollen die dan hier dan daar naar boven ________ (komen).
Die mensen (noemen) zich daarom de “Ondergrondse”.
Vaak (vernielen) zij vrachtauto’s en andere vervoermiddelen van de Duitsers.
Of ze (steken) een opslagplaats voor benzine in brand.
Veel moedige mannen en vrouwen (worden) gevangen genomen en gedood.
Maar hun vrienden (geven) het niet op.
Zij (vechten) door.
Zij (redden) veel mensen uit de handen van de bezetters.
Maar eindelijk dan toch (komen) de “geallieerden”, met hun jeeps, tanks en zware motoren.
Veel mensen (staan) langs de weg.
Andere mensen (liggen) ziek en uitgehongerd in bed.
Maar de gezonde mensen (juichen) ook voor hen.
Ze (gooien) bloemen naar de bevrijders.
Ze (springen) op de jeeps en de tanks van de Amerikanen, de Canadezen en de Engelsen.
Iedereen (zijn) de “geallieerden” dankbaar.
Immers, de geallieerden (wagen) hun levens om de mensen in Europa te bevrijden.