Een, twee, drie, vier

Zet de zinnen in het meervoud. Tussen haakjes staat welk deel van de zin in het meervoud moet worden gezet.

Vul alle antwoorden in.
Druk dan op "Nakijken" om de antwoorden te controleren.
Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen.
Let wel op: je verliest punten, als je hints of aanwijzingen vraagt!
Voorbeeld:
(Het kind zit) in de zevende groep van de basisschool.
De kinderen zitten in de zevende groep van de basisschool.

Tip: Denk aan de hoofdletter aan het begin van de zin!

(Het meisje speelt) een leuk deuntje op de blokfluit.
(De jongen heeft) iets uit de Donald Duck nagetekend.
(Het meisje doet) mee aan de turnkampioenschappen.
(De bus rijdt) van het centrum naar de buitenwijk.
(De hond wordt) tussen de middag altijd uitgelaten.
(Het meisje kijkt) toe bij het trefbalspel.
(Het schrift van dat meisje ziet) er keurig uit.
(De fiets is) voorzien van extra brede banden.
(De tafel is) te laag voor de leerling.
(De tennisbal wordt) van het schooldak gehaald.
(De jongen vertelt) over de belevenissen van het weekend.
(De trefbalspeler duikt) handig weg voor de bal.
(De wielrenner fietst) elke dag een paar uurtjes.
(De voetballer probeert) van grote afstand te schieten.
(Het plaatje wordt) in het biologieschrift geplakt.
(De jongen leest) de hele stapel Donald Ducks.
(Het boek valt) bijzonder goed in de smaak bij hem.
(Het kastje ziet) er zeer rommelig uit.
(De voetballer geeft) een uitstekende voorzet.
(De jongen blijft) na om het rekenwerk af te maken.
(Het meisje plaagt) het kleine jongetje tot vervelends toe.
(De leerling buigt) zich over het moeilijke proefwerk.
(De agent controleert) de fiets voor het fietsexamen.
(De straaljager vliegt) met veel geraas over de stad.
(De auto rijdt) de parkeergarage in.
(De autosnelweg loopt) dwars door een fraai natuurgebied.
(De sneltrein brengt) de mensen naar de plaats van bestemming.
(De schilder vervangt) de stukgegooide ruiten.
(De tuinman snoeit) de boompjes van onze buurman.